Intersekse, trans, queer, pan, non-binair… Ken jij de definities en verschillen? En hoe verleen je als therapeut adequate hulp aan de grote groep mensen, die onder de LHBTI-paraplu valt? We vroegen het aan Con Amore-docent en antropoloog Nina van den Berg.
Genderneutrale toiletten, de NS die hun klanten aanspreekt met ‘reizigers’ in plaats van ‘dames en heren’. ‘Regenboogakkoorden’ van politieke partijen met LHBTI-beleid, een discriminatieverbod op genderidentiteit en -expressie in de wet. De Hollandse Loiza Lamers, die als eerste transgenderpersoon ter wereld Next top model wint, de programma’s 'Hij is een zij' en 'Geslacht'. Langzaamaan krijgen gender en seksuele diversiteit een steviger plekje binnen beleid, media en maatschappij.
Ook binnen de zorg vinden positieve ontwikkelingen plaats. Definities van gender en seksuele diversiteit verliezen het label ‘stoornis’ in de DSM en lotgenoten worden met elkaar in contact gebracht. “Als hulpverleners zich verdiepen in deze mensen en thematiek, kunnen ze adequate hulp verlenen”, zegt Nina.
Want alhoewel er veel verbeterd is, zijn homofobie en agressie tegen transgenderpersonen nog steeds gaande. Er zijn zelfs nog zorgverzekeraars die conversietherapie vergoeden. Volgens het CBS voelen LHBTI-‘ers in Nederland zich dan ook vaker onveilig vergeleken met mensen buiten hun community en worden ze eerder respectloos behandeld.
Nina: “Stigma, een slechtere positie op de arbeidsmarkt, discriminatie of (verbaal) geweld kunnen hun psychologisch welzijn in de weg staan. Het is goed om je daar als therapeut bewust van te zijn.” Ook al ben je zelf heel open-minded: je cliënt kan zijn, haar of diens (het persoonlijke voornaamwoord voor een non-binair persoon: iemand die niet in het man/vrouw-hokje past) eigen geaardheid nog wel afkeuren, ook zonder dat zelf door te hebben.
Als voorbeeld vertelt de antropoloog het verhaal van een homoseksuele vriend die in therapie ging. “Zijn therapeut vroeg of zijn geaardheid een issue was. ‘Nee’ antwoordde hij. Het onderwerp werd in de acht sessies die volgde niet meer aangeraakt.”
Pas later, bij een therapeut die ook op mannen valt, werden de juiste vragen gesteld. ‘Ben je intiem met mannen?’ Daar bleek hij enorme moeite mee te hebben. Nu werd de kern geraakt: homoseksueel zijn was inderdaad geen probleem meer. Maar vrijen met mannen, dat was iets anders. Nina: “Als je opgroeit met de boodschap dat seks tussen mannen abnormaal is, kan het lastig zijn je daar vervolgens aan over te geven. De eerste therapeut dacht er te makkelijk over.”
Stigma
Wees je bewust dat deze aspecten van invloed kunnen zijn op iemands (seksuele) gezondheid en vraag goed door, is Nina’s advies. Maar vul tegelijkertijd niets in. “Een hulpvraag van een LHBTI’er hoeft niet gerelateerd te zijn aan gender of seksuele voorkeur. Maak je normatieve aanname, dan kun je het vertrouwen van je cliënt verliezen. Veel LHBTI’ers hebben te maken met stigma en zijn wantrouwig tegenover hulpverlening.”
‘Alfabetsoep’
‘Nina adviseert ook om jezelf wegwijs te maken in de terminologie. Q’ voor queer en ‘A’ voor aseksueel: er komen namelijk steeds meer letters achter het LHBTI-acroniem. Inmiddels is de term uitgebreid tot LHBTIQAPC. In dit artikel lees je waar alle letters voor staan. “Als je adequate hulp wilt verlenen aan deze groep mensen, is het waardevol om deze 'alfabetsoep’ te ontleden.”
Gender is iets anders dan sekse, transgender iets anders dan intersekse. Is iemand mannelijk, vrouwelijk of androgyne? Homo, hetero of aseksueel? Hangt het een met het ander samen of helemaal niet? Het kan allemaal. De genderbread person van Hues, een wereldwijd collectief dat zich inzet voor de LHBTI-community, wijst je de weg.
Aan de buitenkant kun je niet altijd zien wat iemands’ sekse, gender of seksuele oriëntatie is. Nina: “Ga er dus niet vanuit dat iemand heteroseksueel is. Denk je wel te zien dat iemand transgender is, geef je cliënt dan de ruimte om er zelf over te beginnen. Maar laat het onderwerp ook niet (te lang) links liggen. Stel open vragen. Veel therapeuten doen het vaak al heel goed hoor, merk ik. Maar ‘it’s a fine line’.”
Woordgebruik is ook belangrijk. ‘Variatie’ klinkt heel anders dan ‘afwijking’, ‘conditie’ is beter dan ‘stoornis’.“Sommige dingen liggen voor de hand en zijn ronduit onbeschoft: een keuken wordt omgebouwd, een persoon niet”, zegt Nina. Zo spreek je een transgenderpersoon volgens het Transgender Netwerk Nederland aan. “Het kan aanvoelen als een mijnenveld: je wilt niets onhandigs zeggen. Maar op een gegeven moment is het een kwestie van aandurven en een open sfeer creëren. Gewoon vragen: zeg ik het zo goed?”
Grote groep LHBTI’ers
Het feit dat er steeds meer letters achter de LHBTI-term komen en het onderwerp zo in de spotlights staat, laat zien dat het om een grote groep mensen gaat. Volgens de stichting 'Transgender Network Nederland' leven er in ons land ongeveer 390.00 transpersonen. Ongeveer een op de 20 Nederlanders is lesbisch, homo- of biseksueel, blijkt uit de LHBT-monitor uit 2018, van het CBS.
Uit onderzoek van Movisie komt naar voren dat een op de 200 Nederlanders lichamelijk niet zo eenduidig in het man/vrouw-hokje valt, de zogeheten intersekse variaties. Deze mensen vallen allemaal onder de term LHBTI. Is er sprake van een trend?
Volgens Nina niet. “Als je kijkt naar geschiedenis en naar andere culturen, is gender en seksuele diversiteit iets van alle tijden.” Zo laten de Hijra’s uit India, de Xaniths uit Oman en de ‘two-spirited’ uit inheemse gemeenschappen in Noord-Amerika zien dat er meer genders zijn dan ‘man of vrouw’. Ook homoseksualiteit werd niet altijd geproblematiseerd. “Sla de literatuur van de oude Grieken er maar op na.”
Hetronormatief kader
Het Christendom houdt er met het scheppingsverhaal een meer binair mensbeeld op na: je hebt Adam, en Eva werd geboren uit zijn rib. Er zijn mannen en vrouwen, met weinig daartussen. Ook de medische wetenschap schaarde zich achter dit binaire denken. Naarstig werd opzoek gegaan naar de bron van ons man of vrouw zijn. Zit het in de geslachtsorganen, hormonen, chromosomen, genen?
Nina: “Onze lichamen laten zien dat de biologie veel minder eenduidig is. En dat sekse, net als gender, zich ook op een continuüm begeeft. Lange tijd legden artsen zich hier echter niet bij neer en pathologiseerden iedereen die buiten dit heteronormatieve kader viel.”
Was je aseksueel of viel je op mannen? Voelde je je een vrouw in een mannenlichaam, hield je van BDSM of wilde je de hele dag door seks? Dan was je ziek en in sommige gevallen zelfs strafbaar. Pas in 1992 werd homoseksualiteit als ziekte geschrapt uit de DSM.
Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw voerden artsen normaliserende geslachtsoperaties uit bij baby’s en kinderen met intersekse variaties zoals een ‘te grote’ clitoris, micropenis of vergroeide schaamlippen. Het idee was om er ‘normale’ jongens en meisjes van maken, die zichzelf, maar vooral de rest van wereld niet in verwarring zouden brengen.
Ook meisjes met het CAOS (Compleet Androgeen Ongevoeligheids Syndroom) moesten ‘beschermd’ worden. Embryo’s met CAOS hebben mannelijke XY-chomosomen, maar zijn ongevoelig voor testosteron in de baarmoeder. Daarom ontwikkelen ze zich als meisje zonder baarmoeder.
Deze meisjes kwamen bij de dokter terecht, omdat ze niet menstrueerden. Maar kregen geen antwoorden. Artsen besloten het syndroom geheim te houden: het zou de meisjes teveel verwarren. Dit geheimhoudingsprotocol is pas in 2001 opgeheven.
Nina: “Je kunt je voorstellen hoeveel psychische schade de geslachtsoperaties en het zwijgprotocol teweeg hebben gebracht. Het is mogelijk dat je cliënten zoiets hebben meegemaakt. Zorg daarom dat je de geschiedenis kent, dat creëert begrip en vertrouwen.” Ook een goed idee: maak jezelf kenbaar op roze en transwebsites. Zo laat je zien dat in jouw praktijk de regenboogvlag uithangt.
Universele thema’s
Worstelt je cliënt met genderidentiteit? Dan is het belangrijk dat je genderdysphorie of incongruentie kunt herkennen, op de hoogte bent van de behandelpaden en eventueel doorverwijst. Maar vaak spelen er bij LHBTI’ers thema’s als bij ieder ander. Denk aan: eenzaamheid, lichaamsbeeld, zelfvertrouwen of seksueel welzijn. Er is dan geen specialistische hulp nodig.
Je hoeft geen namelijk transvrouw te zijn om ongewenst kinderloos te zijn. Heteroseksuelen kunnen net zo goed moeite hebben met intimiteit. Nina: “Vaak kun je helpen op het gebied van zelfvertrouwen en lichaamsbeeld. Kijk maar eens naar het programma Love me gender en je hebt vast direct ideeën over wat je als therapeut kunt betekenen.”
Gender en seksuele diversiteit is een thema dat Nina zowel professioneel als persoonlijk aan het hart gaat. “Als kind was ik jongensachtig en werd verliefd op meisjes. Ik voelde me anders. Op de middelbare school probeerde ik dit wat te verbloemen, maar was niet mezelf.”
Na haar middelbare school studeerde ze in Amsterdam en werkte ze in verschillende cafés en bars, waar een breed pallet aan gasten kwam. “Leermannen, transvrouwen, drag queens, homo’s en lesbo’s, paradijsvogels en stoere vrouwen; bij hen voelde ik me thuis.” Ze deed een master gender & seksualiteit en geeft nu les over het onderwerp. Onder andere bij de UVA, IES Amsterdam en sinds 2020 ook bij Con Amore met de nascholing 'Gender en seksuele diversiteit in je praktijk'.
Dit artikel is geschreven door:
Marijke van der Linde - journalist, copywriter, eindredacteur en schrijfdocent
Na het afronden van de hbo-studie journalistiek in 2007 startte Marijke als freelance journalist en volgde tegelijkertijd de hbo-opleiding copywriting aan de Hogeschool van Utrecht. Gaandeweg ontwikkelde Marijke zich als copywriter en eindredacteur voor diverse zzp’ers, bedrijven en (zorg)instellingen. Ook gaf ze jarenlang medialessen aan kinderen tussen de 6 en 10 jaar bij Firma Media. Daarnaast is Marijke docent journalistiek en creatief schrijven bij Parnassos, het cultuurcentrum van de universiteit van Utrecht. Marijke schrijft graag scenes, korte verhalen, sprookjes en gedichten en volgt regelmatig creatieve schrijfcursussen aan de Schrijversvakschool in Amsterdam en het Utrechts Centrum voor de Kunsten.
Meer weten? Bezoek haar website: www.tikmachine.nl